Your browser does not support JavaScriptskip to main content skip to main menu skip to cookiewall

In be­roep te­gen de tot­stand­ko­ming (in­houd) van een se­pot­be­slis­sing


On­der­staand ar­ti­kel be­treft een uit­spraak die dui­de­lijk maakt dat een be­klaag­de géén be­roep kan in­stel­len te­gen al­leen de mo­ti­ve­ring van een se­pot. De be­leids­vrij­heid van de aan­kla­ger staat daar­bij cen­traal. De uit­spraak on­der­streept dat het tucht­recht geen ruim­te biedt voor het wij­zi­gen van de grond van een se­pot als de be­slis­sing zelf niet wordt aan­ge­voch­ten. Een be­lang­rij­ke ju­ri­di­sche nu­an­ce en re­le­vant voor ie­der­een die te ma­ken heeft met tucht­rech­te­lij­ke pro­ce­du­res.

De aan­kla­ger kan een zaak op grond van ar­ti­kel 18 van het Tucht­re­gle­ment Sek­su­e­le In­ti­mi­da­tie ge­mo­ti­veerd se­po­ne­ren. Vol­gens vas­te ju­ris­pru­den­tie, zo blijkt uit de zaak T 2023019/2023-79-01, dient de tucht­com­mis­sie met een mar­gi­na­le toets te be­oor­de­len of het on­der­zoek door de aan­kla­ger vol­le­dig en zorg­vul­dig is ge­weest, of de se­pot­be­slis­sing vol­doen­de is ge­mo­ti­veerd en of de aan­kla­ger bin­nen de door hem ge­ge­ven be­oor­de­lings­vrij­heid (die zich ken­merkt door het op­por­tu­ni­teits­be­gin­sel) in re­de­lijk­heid tot de se­pot­be­slis­sing heeft kun­nen ko­men.

In een re­cen­te uit­spraak van de tucht­com­mis­sie in de zaak T 2025004/2025-66-01 is door een be­klaag­de een be­roep­schrift in­ge­diend te­gen (al­leen) de mo­ti­ve­ring van de se­pot­be­slis­sing van de aan­kla­ger.

Naar aan­lei­ding van een mel­ding sek­su­e­le in­ti­mi­da­tie heeft de aan­kla­ger ge­con­clu­deerd dat er slechts spra­ke is van een lich­te over­tre­ding die geen sanc­tie recht­vaar­digt. De aan­kla­ger heeft de zaak daar­om ge­se­po­neerd. Be­klaag­de heeft be­roep in­ge­diend te­gen de se­pot­be­slis­sing. Be­klaag­de vindt na­me­lijk dat de aan­kla­ger had moe­ten con­sta­te­ren dat de mel­der niet-ont­van­ke­lijk was, dan wel dat de aan­kla­ger had moe­ten se­po­ne­ren op grond van het ont­bre­ken van eni­ge vorm van be­wijs van sek­su­e­le in­ti­mi­da­tie. Be­klaag­de ver­zoekt de tucht­com­mis­sie daar­om om de se­pot­be­slis­sing te hand­ha­ven, maar de grond te wij­zi­gen.

De tucht­com­mis­sie oor­deelt dat zij op grond van het Tucht­re­gle­ment twee mo­ge­lijk­he­den heeft naar aan­lei­ding van een be­roep te­gen een se­pot: het se­pot hand­ha­ven of het se­pot ver­wer­pen en de zaak te­rug­ge­ven aan de aan­kla­ger. Be­klaag­de heeft in de­ze zaak be­roep aan­ge­te­kend te­gen de se­pot­be­slis­sing, maar fei­te­lijk wil hij in be­roep ko­men te­gen de tot­stand­ko­ming van de se­pot­be­slis­sing en niet te­gen de be­slis­sing zelf. De mo­ge­lijk­heid tot het wij­zi­gen van de grond biedt het Tucht­re­gle­ment niet en dit druist bo­ven­dien in te­gen de vrij­heid die de aan­kla­ger heeft in het ne­men van een se­pot­be­slis­sing. De tucht­com­mis­sie oor­deelt daar­om dat be­klaag­de niet-ont­van­ke­lijk is in zijn be­roep.

Con­clu­de­rend heeft de aan­kla­ger bij de uit­voe­ring van het on­der­zoek een rui­me ma­te van be­leids­vrij­heid. Een be­roep te­gen een se­pot­be­slis­sing kan op grond van bo­ven­staan­de niet wor­den in­ge­steld te­gen uit­slui­tend de tot­stand­ko­ming (in­houd) van een be­slis­sing, in­dien de be­slis­sing zelf niet wordt be­stre­den. Als een be­roep zich niet richt te­gen de se­pot­be­slis­sing van de aan­kla­ger is het be­roep niet-ont­van­ke­lijk. Een be­klaag­de die niet ver­der tucht­rech­te­lijk wordt ver­volgd als ge­volg van een se­pot­be­slis­sing, komt dus geen rechts­mid­del toe te­gen de in­hou­de­lij­ke over­we­ging in de se­pot­be­slis­sing.